Exact een week geleden lieten terroristen drie bommen ontploffen in Brussel. Zeker 35 mensen kwamen om het leven bij de aanslagen op vliegveld Zaventem en metrostation Maalbeek. Een verslag van wat bij Maalbeek gebeurde werd op woensdag 23 maart in De Telegraaf geplaatst.
Op nog geen 500 meter van het Berlaymont-gebouw waar de Europese Commissie zit gezeteld trillen om tien over negen panden op hun grondvesten. Chris vanden Plas werkt op dat moment in een kantoor waar een deel van de EC gehuisvest zit. Met zijn vrouw bespreekt hij de explosies op het vliegveld Brussel Zaventem, waar twee bommen zijn afgegaan.
,,Opeens voelden we een schok. Ik keek naar buiten en zag mensen rennen. Ze schreeuwden, hadden bloed aan hun armen, benen en gezichten. Ik was geschokt. Dit verwachtte ik echt niet, we keken op televisie naar wat er op Zaventem gebeurd was. Op het moment dat mensen wegrenden besefte ik: ook hier is het raak.”
Eén bom blijkt te zijn afgegaan in het metrotoestel, dat stopte bij station Maalbeek. Naast twintig doden raakten ook meer dan honderd mensen gewond. Een onbekend aantal is er slecht aan toe.
Wie net aan de bomaanslag in de metro wist te ontkomen, is Yohana Veliz. Ze snelt naar Maalbeek om de metro te halen die haar naar haar werk moet brengen. Een doodnormale dinsdag als schoonmaakster wacht op haar. Ze telefoneert met een vriendin als ze erachter komt dat haar sleutels nog thuisliggen. Ze baalt. Ze vloekt. Zonder te weten dat deze vergissing de meest heuglijke stommiteit uit haar leven is, holt ze weg van de metro.
Dan ontploft de bom.
„De klap was zo hard. Nog nooit heb ik zo veel kabaal gehoord. Zonder te weten wat er gaande was, rende ik naar buiten”, vertelt Veliz na. ,,Ik zag een vrouw neervallen, die waarschijnlijk werd geraakt door glasscherven. Het was heel eng. Het enige dat ik wilde was wegkomen. Snel. Heel snel. Achterom gekeken heb ik niet.”
Zonder dat ze het ziet rennen velen het metrostation uit. Rook stijgt op uit de in- en uitgangen van Maalbeek. Gewonden liggen buiten tegen muren van omliggende gebouwen aan waar veel kantoren gehuisvest zijn.
Rodolphe Devilez werkt in een van die panden en stuift bij het zien van de ontstane chaos naar buiten. Ontdaan vertelt de Brusselaar over dat hij zijn trui afstond aan een bebloede vrouw. „Ambulances en politieagenten waren snel ter plaatse. Samen met de hulpdiensten heb ik geholpen met triageren, het beoordelen van verwondingen van mensen. Rap hebben we de zwaarst gewonden op brancards gelegd en naar ambulances gebracht.”
In de ordeloosheid die ontstaat ziet Deviliz allerlei soorten mensen voorbij komen. „Zwangere vrouwen, kinderen en verbrande personen renden in het wilde weg. Het was heel schokkend om te zien”, vertelt hij anderhalf uur na de explosie met een laken over zich heen.
Poetsvrouw Yohana Veliz staat dan tien meter van Devilez af. Haar man Douglas wijkt niet van haar zijde. Constant huilend kijkt Veliz verdwaasd om zich heen. Wat ze voelt, kan ze niet omschrijven. Douglas is alleen maar gelukkig dat hij zijn vriendin in de armen sluiten kan. ,,Ik ben zo blij dat ze haar sleutels is vergeten. Ze heeft een enorme engel op haar schouders gehad.”
Geluk en ontreddering liggen dicht bij elkaar. Bij het afzetlint loopt een vrouw hysterisch over straat. Een kennis van de dame vertelt dat haar man vermoedelijk de getroffen metro genomen heeft en telefonisch onbereikbaar is. Als een familielid haar na een half uur oppikt is zijn status nog altijd onbekend.
Gedurende de rest van de dag is de nervositeit rondom het getroffen metrostation voel- en zichtbaar. Om de haverklap sjezen ambulances, brandweerwagens en snelle bolides van gemaskerde en tot op de tanden bewapende politie-eenheden door de straten van de Belgische hoofdstad. Zo nu en dan stappen deze beren van mannen met automatische wapens uit om vreemd gedragende personen uit het niets klem te zetten en te fouilleren. Na het doorzoeken van rugzakken of tassen mogen ze, zichtbaar geschrokken, weer gaan. Begrip is er wel. „Juist nu kunnen ze geen steken laten vallen”, mijmert een van de op de grond gesmeten en gefouilleerde mannen.
Wie zich de situatie slechts laat toekomen, zonder zich er iets van aan te trekken, is Brusselaar Paul Metagne. Hij zit op nog geen vierhonderd meter van Maalbeek op een terras met een karafje wijn in de zon. Vanuit zijn zetel ziet hij agenten afgesloten straten bewaken. Het metrostation is waar hij normaliter de metro naar zijn werk neemt. Maar gisteren niet. Hij was vrij. „Op een vrije dag ga ik wijn drinken op het terras. Dus ook vandaag. Ik laat me niet bang maken door die terroristen.” Zijn telefoon staat uit.
„Ik werd wakker gebeld door een vriend die vroeg of ik nog leefde. Natuurlijk leef ik, en daar ga ik van genieten. Op Facebook kan iedereen zien dat ik veilig ben.” Een stukje verderop rijden brandweerauto’s af en aan en houdt de politie de boel hermetisch afgesloten. Metagne: „Arme stakkers. Ik proost op de mensen die vandaag hun leven verloren. Maar ook op de mensen die nog leven.”